Samengesteld door Lies Haan-Beerends, maart 2001.
Gemeente De Bilt 1815-1850
Bij Koninklijk Besluit van 1 november 1815 werd een door Gedeputeerde Staten van Utrecht ingediend voorstel tot indeling van de provincie in gemeenten goedgekeurd.
De toen gevormde gemeente De Bilt telde blijkens een opgave gedaan aan het Departement van Oorlog 1.055 inwoners, 150 woonhuizen, 12 buitenplaatsen, 1 kerk voor de ‘Gereformeerde gezindheid’ (Nederlands Hervormd), 14 grote en 30 kleine boerderijen en 64 arbeiderswoningen.
Volgens de ingevulde vragenlijst woonden er 8 timmerlieden, 4 wagenmakers, 6 smeden, 4 metselaars, 7 bakkers, 6 kleermakers en 4 schoenmakers. De trekschuit voer twee maal per week door de Biltse Grift naar Utrecht om goederen te halen en te brengen.
De belangrijkste weg was de bestrate weg komend uit Utrecht, zich splitsend bij de buitenplaats Vollenhoven en als bestrate weg richting Amersfoort doorgaand en als zandweg richting Zeist.
De Bunnikseweg was een kleiweg, die liep en loopt voorbij de buitenplaats Oostbroek. De weg was in de winter moeilijk begaanbaar. De Soestdijkseweg was nog een zandweg, lopende langs Jagtlust in noordelijke richting.
In de zomer was het moeilijk deze weg te begaan, terwijl volgens opgaaf de weg naar Blauwkapel juist in de herfst door de lage ligging moeilijk te belopen was. De meeste bebouwing was anno 1815 te vinden in de kom van het dorp De Bilt. Dat bleek ook uit de gegevens verzameld ten behoeve van het kadaster dat in 1832 werd opgericht.
Alleen langs de Dorpsstraat vanouds Steenstraat kende De Bilt aaneengesloten bebouwing, bestaande uit woningen, ambachtelijke bedrijfjes, herbergen en een enkele boerderij. De meeste boerenbedrijven en -bedrijfjes waren gelegen op de voor landbouw geschikte gronden ten zuiden van de dorpskern en langs de oude ontginningsdijken.
Het noordelijk deel van de gemeente De Bilt, dat deel dat later Bilthoven zou gaan heten, bestond voornamelijk uit woeste grond. Her en der stond een boerderijtje en verspreid vond men er diverse schaapskooien.
De Bilt in 1830
De Soestdijkseweg tussen Groenekanseweg en de spoorlijn was tot 1827 een particuliere zandweg, behorende tot Jagtlust. In 1826 hadden de heren jhr mr J.Huydecoper van Maarsseveen en mr H.A.Laan bij Koninklijk Besluit toestemming verkregen de gehele weg tussen Soestdijk en De Bilt te bestraten, ook het particuliere gedeelte.
De weg werd blijkens de eerste kadastrale atlas aangeduid als ‘Straatweg van de Bildt op Zoestdijk’. De weg werd als tolweg geĆ«xploiteerd en is dat tot 1 januari 1929 gebleven.