Ben Drost (interview door Koos Kolenbrander en Rob Herber, 2012).
Ben Drost is op 8 maart 1941 in Parklaan 5 geboren. Mijn vader was beroepsmilitair. Na het bombardement op Rotterdam in 1940 zijn mijn ouders gevlucht naar deze omgeving en ze hebben eerst een tijdje bij Beerschoten in Groenekan ondergedoken gezeten. Daarna een huis gehuurd in Bilthoven van de fam. Meijer, een aannemer uit De Bilt.
Mijn moeder heet Corrie Jansen en kwam uit Huis ter Heide. Mijn ouders hebben elkaar in Soesterberg leren kennen waar mijn vader in militaire dienst lag. Moeder werkte als serveerster in de uitspanning De Hoefslag in Bosch en Duin. Ze is na hun trouwen met mijn vader meegegaan naar Rotterdam. Ik was hun eerste kind. Na de bevrijding is in 1945 mijn broer Erik geboren en vele jaren daarna in 1954 mijn jongste broer Dick.
Ik weet ook nog dat mijn ouders aan het eind van de oorlog in de Hongerwinter op strooptocht voor voedsel gingen. Mijn vader ruilde zijn kistjes (schoenen) uit militaire dienst voor een zakje bloem, tarwe en suikerbieten. Dat heeft een ongelofelijke indruk op mij gemaakt. We hadden voor de verduistering in de keuken papieren rolluiken.
Mijn ouders reden op fietsen met houten banden. We zaten meestal met z’n drieën in de keuken en hadden een kacheltje waarop voor de verlichting een jampotje met carbid stond, waarop een klein pitje was gesoldeerd. Op een zeker moment knalde het carbid met een rotgang uit het jampotje.
Ik weet ook nog dat mijn ouders soms midden in de nacht weg gingen naar het bos om bomen te zagen. Op een sleetje brachten ze het hout mee naar huis. Dat hout werd in het fornuis in de keuken opgestookt. We hadden een geit achter in de tuin.
De bevrijding staat mij ook nog duidelijk voor ogen. Mijn vader is kort na de bevrijding lid van de Partij van de Arbeid geworden. Maar dat mocht je vroeger als militair eigenlijk niet zijn. De leraar Van Zalingen, wethouder Henk Witte, die woonde op de hoek van de Overboslaan en de Hoflaan, en de heer Spitzers van de Parklaan: allen ook lid van de partij en ze vergaderden samen met mijn vader.
Tijdens die vergaderingen werd er veel gerookt. Gedurende en na de bezetting werden er tabaksbladeren in het Hondenbosje geteeld. Het Hondenbosje lag tegenover het gemeentehuis op de plek waar nu het verzorgingshuis D’ Amandelboom staat. In het Hondenbosje hebben wij als kinderen later nog patronen gezocht, iets wat helemaal niet mocht.
Aan de ingang van het Hondenbosje aan de kant van de Overboslaan stonden tijdens de bezetting bunkers en er heeft ook nog een grote Duitse garage gestaan. Die is kort na de oorlog afgebroken. Op dat terrein hebben we een groot net gespannen en we tennisten daar met verschillende kinderen uit de buurt.
Na de bevrijding hing er een portret van koningin Wilhelmina met oranje menie er omheen geschilderd op de gevel van onze garage. Wanneer je goed kijkt, zie je deze oranje versieringen nu nog steeds. Er was ook een groot bevrijdingsfeest op het oude BVC-terrein achter het Zwembad Brandenburg. Ik was nog maar een kind, maar herinner me dat als een groot feest met een optreden van Lou Bandy.
Het feest werd afgesloten met een gigantisch groot vuurwerk. Er was zo’n enorme knal, dat ik me heb losgerukt uit de hand van mijn vader en gevlucht ben. Ik verstopte me onder de heg in de tuin van mijn tante aan de Konijnenlaan, want ik dacht dat er weer geschoten werd.
In 1947 ben ik naar de Van Everdingenschool gegaan. Daarvoor heb ik eerst een tijdje op Prinses Marijke kleuterschool aan het eind van de Korte Boslaan gezeten. Het was een donker gebeitst houten gebouw dat met zijn rug naar de kerk (de Zuiderkapel, redactie) stond.
Er lag een grote zandbak naast. Het terrein van de school was helemaal afgezet met een hek. Mej. Bonsma was een van de leidsters. In 1947 kwam ik op de Van Everdingenschool bij juffrouw Bakker in de klas. Ze woonde op de Bilderdijklaan in huize Benvenuto. In de klas zaten ongeveer 30 kinderen. Ik heb nog met kroontjespen leren schrijven. Ik heb hem nog evenals een grote inktfles van Gimborn.
In de zesde klas van de Van Everdingenschool moest je toelatingsexamen doen voor het vervolgonderwijs (in 1953). Daarna ben ik naar Het Nieuwe Lyceum gegaan, waar ik hele goede herinneringen aan heb. Het was een mooi gebouw. Je had er toen al een goede jazzband onder leiding van Jelle van der Zee en er waren veel feestjes.
Tijdens het tweede leerjaar ben ik uit een boom van 7 meter hoog gevallen. Brak mijn sleutelbeen en liep daardoor een fikse hersenschudding op waardoor ik zes weken niet naar school kon. Ik liep hierdoor, ondanks bijlessen, een dusdanige achterstand op, dat mijn vader me van school heeft gehaald. Hij vond ook dat er veel te veel gefeest werd op Het Nieuwe Lyceum.
Toen ben ik naar De Werkplaats, de Kees Boekeschool, gegaan. In 1958 moest ik in militaire dienst. Ik heb bij de Commando’s gezeten en ben in juni 1962 afgezwaaid. Omdat ik het eindexamen HBS-A niet behaald heb op De Werkplaats, ben ik later naar de avondschool in Utrecht gegaan. Toen werkte ik al.
Vanaf 1962 heb ik in de boekhouding gewerkt bij het accountantskantoor van mevr. drs. Marga Weinberg. Het kantoor deed de boekhouding voor het midden- en kleinbedrijf. Daar heb ik tot 1965 gewerkt. Toen ben ik bij Inventum op de afdeling inkoop gekomen. Ik heb daar achtereenvolgens op de afdelingen boekhouding, en in- en verkoop gewerkt, maar kon daar het zout in de pap niet verdienen.
Ik ben op 30 december 1963 met Riet Wijnand uit Zevenaar getrouwd. In mei 1967 ben ik bij Inventum weggegaan en artsenbezoeker van de farmaceutische industrie bij de firma Beecham Research Laboratories in den Haag geworden. Ik moest toen nog wel allerlei medische vakken zoals pathologie en biologie gaan leren.
Bij de Leidse Onderwijsinstellingen heb ik de opleiding gevolgd die met het kandidaat-arts examen werd vergeleken. Tot 1970 heb ik als artsenbezoeker gewerkt, daarna ben ik Regional Manager geworden. Na een aantal reorganisaties ben ik in Huis ter Heide bij GlaxoSmithKline terecht gekomenen heb daar mede geholpen een vaccinafdeling op te richten. In 2006 ben ik met pensioen gegaan.
Ik heb altijd in dit buurtje gewoond. De Jachtlaan was in mijn jeugd nog een paadje waar je doorheen fietste. Daar was nog weiland en de hele tegenwoordige wijk de Leijen was nog open land.
Ik was lid van de woningcorporatie geworden, omdat we nog steeds met twee kinderen inwoonden. De eerste vergadering die ik bijwoonde was in de schuur van Rooke, de Meteoor genoemd.
De eerste vraag die ik stelde, was: waarom laten jullie geen centrale verwarming in de bejaardenwoningen aanleggen? Want de meeste bejaarden zitten nog met een oliekachel. Dat is nog gevaarlijk ook. Met mijn vraag had ik wat losgemaakt.
De heer Beckers voorzitter van de Algemene Biltse Woningbouwvereniging en die in het dorp voor Sinterklaas speelde terwijl ik Zwarte Piet was, kende mijn vader, want hij was ook lid van de PvdA.
Hij benaderde mij en vroeg of ik in het bestuur van de woningcorporatie wilde. Sindsdien heb ik steeds in besturen van woningcorporaties gezeten, eerst in de Algemene Biltse en later -na de fusie met St. Joseph en Patrimonium – in de Stichting SSW.