Henri Doop (interview door Koos Kolenbrander en Rob Herber, 2012).
Henri Doop in 1948 op weg naar school.
Henri Doop is 8 juni 1941 aan de Hobbemalaan in Bilthoven geboren. Zijn ouders, Klaas en Annie Doop-Koelma, zijn in 1937 vanuit respectievelijk Munnekeburen en Oldeholtpade in Friesland, in Bilthoven aan de Hobbemalaan komen wonen. Klaas begon als boekhouder bij de Coöperatieve Graanmaalderij De Bilt en Omstreken aan de Rembrandtlaan, ook wel ‘De Coöperatie’ genoemd. In 1971 ging Klaas Doop als directeur van de Coöperatie met pensioen.
Ik herinner me nog vaag enkele bombardementen tijdens de Bezetting. Onder andere op het Ensahterrein dat eind 1944 begin 1945 is gebombardeerd. Ook een bomaanval, waar we vanwege het hoge water op omgekeerde aardappelkisten in de schuilkelder achter ons huis zaten. Ik was toen nog maar drie jaar oud en als kind besef je zo’n bombardement niet erg.
Mijn vader was actief tijdens de bezetting. Dat weet ik uit een interview met burgemeester Goldberg. Op het terrein van de Coöperatie waren schuilplaatsen. Bij het minste of geringste vermoeden van onraad kon men zich daar verstoppen. Die schuilplaatsen waren zo goed gecamoufleerd dat ze zelfs bij daglicht niet te vinden waren. Zelfs eigenaren van paarden uit Bilthoven-Noord brachten hun dieren naar de schuilkelder om te schuilen.
Ik herinner me nog dat er Canadese bevrijders door de Hobbemalaan liepen en sigaretten uitdeelden.
In 1945-1946 zat ik op de Montessori-kleuterschool. In 1946 zijn we verhuisd naar de Prins Bernhardlaan. Een jaar na de verhuizing overleed mijn moeder plotseling. Na de kleuterschool ben ik in 1947 naar de lagere school Van Everdingen aan de Soestdijkseweg-Zuid gegaan. Ik ging altijd op de step naar school!
Daarna ging ik naar de Mulo aan de Leyenseweg. Halverwege ben ik met de Mulo gestopt en ben ik naar de L.T.S. in Zeist gegaan. Daarna heb ik de U.T.S. richting elektra aan de Kievitstraat in Utrecht gevolgd. Beide scholen heb ik afgemaakt.
Een leuk detail is, dat toen we pas in 1946 aan de Prins Bernhardlaan woonden, er naast ons huis de Villa Oase stond, waarin gerepatrieerde Indonesische gezinnen woonden. Met de kinderen uit die gezinnen heb ik heel veel gespeeld.
Na de UTS moest ik in 1961 in militaire dienst. Ik diende in Ossendrecht bij de luchtafweer. Na verloop van tijd ben ik overgeplaatst naar de Menno van Coehoornkazerne in Arnhem. Vooral de laatste maanden van mijn militaire diensttijd waren spannend. Je kon zomaar uitgezonden worden naar Nieuw Guinea. In 1963 ben ik als korporaal afgezwaaid.
Na mijn militaire diensttijd heb ik een jaar op de boekhouding bij de Coöperatie gewerkt. Onze buurman aan de Prins Bernhardlaan, de heer Rölkens, werkte bij de NS op de afdeling internationaal vervoer. Hij was begin jaren zestig voor zichzelf begonnen, als dochter van de NS begonnen en vroeg mij voor de biljettencentrale.
We organiseerden o.a. de bekende wintersporttreinen. Soms ging ik in drukke perioden als steward op de trein mee. Na ruim 25 jaar zijn we door de reorganisatie van andere dochters van de NS weer bij de NS zelf gekomen.
In 1969 ben ik getrouwd en kwam ik op een bovenwoning aan de Hobbemalaan tegenover mijn geboortehuis te wonen. In 1974 ben ik in mijn huidige huis aan de Tweede Brandenburgerweg gekomen. Tot 1996 heb ik bij de NS gewerkt; ik ben op 55-jarige leeftijd met vervroegd pensioen gegaan.
Mijn grote hobby was de (voormalig christelijke) sportvereniging Irene, waarvan ik in 1963 lid ben geworden. In de periode voor mijn militaire diensttijd had ik al drie jaar bij Irene gevoetbald. Dat was toen nog op de Varekamp aan de Soestdijkseweg Zuid. Je moest je omkleden in de stallen bij de politiepaarden, heerlijk die lucht.
Jarenlang heb ik gebadmintond bij Irene; ook zat ik volop in de activiteitenorganisatie van de sportvereniging Irene. Ik heb als redacteur gewoon met een typemachine bladen met oplages van 600 exemplaren gemaakt. Toen de vereniging 40 jaar bestond, heb ik een jubileumnummer gemaakt met daarin interviews met de oprichters, zoals met de heer De Beer en met een leraar, de heer Van Kekem, van de Oranje Nassauschool. Het was mijn lust en mijn leven. Op je fietsje naar het oude jeugdhonk op Weltevreden in De Bilt. Ik heb het heel lang naast het badmintonnen volgehouden, zat soms twee á drie weken te typen voor het clubblad. In 1987 ben ik ermee gestopt, ook als lid.
We hadden in mijn jeugdjaren al ‘hangplekken’ bij het station Bilthoven. Er was een prachtig bos tussen het postkantoor en ons huis waarin we altijd voetbalden. Het enige wat er in Bilthoven gebeurde, waren de spoorbomen die dichtgingen en de auto’s die voorbij kwamen. Mijn hangplek was eenpaaltje bij het station, waar ik vaak op zat.
Ook mocht ik bij de wachters in het seinhuisje komen. Dan kwam er telefoon uit Blauwkapel: „de trein komt er aan”. Dan gingen de bomen dicht, want die moesten ongeveer acht minuten voordat de trein kwam, dicht zijn. Soms kwam er in de verte een auto met een AA nummerbord aan, dan gingen de bomen weer even open.
Onze verzamelplek was de Melchiorbank. Ik vind het schandalig dat die bank, die vernoemd is naar de bedenker van de naam voor Bilthoven nu flink gesloopt is. Ze willen de bank terugzetten op het Vinkenplein. Ik vind de ontwikkeling van De Bilt nogal dramatisch. Het is een sloopgemeente geworden.
Zo hadden ze bijvoorbeeld de prachtige boerderij van Westeneng in de Leyen moeten laten staan en er een kinderdagverblijf of een pannenkoekenhuis van moeten vestigen met nieuwbouw er omheen.