Hans Bingley heeft in 2014 een reactie op het verhaal van Ernst Strubbe geschreven.
Ik las het stukje over Ernst Strubbe en kwam daarbij uit op de Rijksduitsers Prang. Dit is de familie van mijn moeder (Rosa Prang): zij is één van de meisjes die voorgelezen werd door de broer van Ernst.
Haar oudste broer Günther Prang woonde zijn latere leven in Zeeland en was amateur-kunstenaar en ontving zelfs nog een lintje voor zijn werk op het gebied van behoud van de gierzwaluw. Peter en Martha Prang hadden 7 kinderen.
Inderdaad één jongen en de bewuste zes meisjes! Deze Duitse familie kwam uit het Rijnland en had zelf joodse wortels. In de oorlog waren er op de Looydijk 30 ook joodse onderduikers verborgen onder de nissen onder het zolder dak.
Mijn oma en opa konden natuurlijk via de Duitsers ook makkelijker aan voedsel komen. Mijn opa was meubelmaker en werkte later bij de Ballast -Nedam. Hij werd door de Duitsers gerespecteerd omdat hij als huzaar gediend had.
Twee van de meisjes zijn na de oorlog naar Nieuw-Zeeland geëmigreerd.
De namen van de zeven kinderen zijn; Günther, Rosa, Edith, Thilda, Martha, Gertha en Erica. Mijn moeder Rosa is inmiddels bijna 85 jaar en weet soms nog wel dingen uit deze tijd.
Mijn moeder is het meisje in de geblokte jurk, naast haar staat haar broer Günther, de jongen die met de broer van Strubbe op strooptocht ging. Mijn opa staat helemaal rechts en daarvoor zit mijn oma.
Links van mijn moeder staan en zitten nog ooms en tantes van de familie waarvan de man helemaal links een naamgenoot van mij is: ome Hans.