Iet van de Pol-Mensink (interview door Koos Kolenbrander en Rob Herber, 2013).
Iet van de Pol-Mensink is op 25 december 1931 in Apeldoorn geboren als oudste dochter van Jan Mensink en Gerda Nijhuis. Het gezin bestond uit twee jongens en twee meisjes. Vader was boekhouder en als beroepsmilitair werkzaam bij de Landmacht in Apeldoorn. Haar ouders zijn beiden in Gorssel geboren. Mensink is een echte Achterhoekse familienaam.
Ik ben nooit naar de kleuterschool geweest. Daar gingen in mijn tijd alleen maar kinderen van rijke ouders naar toe. In 1936 is mijn vader overgeplaatst naar een garnizoen in Amersfoort. Wij verhuisden naar de Doornseweg in Oud-Leusden. In 1938 ben ik naar de Christelijke Van Effenlaanschool gegaan.
We woonden tegenover het concentratiekamp. Vanuit het kamp liepen geïnterneerden voor ons huis langs. Ze droegen vaak gevangeniskleding met lompen om hun voeten en waren tewerkgesteld op de Leusderheide. Voor het kamp stond op een bord Polizeiliches Durchgangslager.
Tijdens de bezetting werd het Nederlandse leger opgeheven. Als Nederlands militair kon je doorwerken voor de Opbouwdienst, wat later de Arbeidsdienst heette. Mijn oudste broer was net voor de oorlog afgestudeerd aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda. In die tijd waren er nog geen studiebeurzen. Hij was intern en dat kostte mijn vader zijn halve traktement.
Mijn andere broer zat op de HBS en dat moest ook betaald worden. Vader moest dus tijdens de bezetting wel blijven werken om dit allemaal te kunnen betalen. In 1943 bleek dat de Arbeidsdienst nogal Duits was georiënteerd. Mijn vader heeft toen ontslag genomen en kreeg daarna pensioen.
Na de lagere school ben ik in 1944 naar de mulo in Amersfoort gegaan en heb in 1948 het MULO-b diploma behaald. Na een opleiding voor secretaresse vond ik het tijd om op eigen financiële benen te staan. Na een tijdje op kantoor heb ik tot mijn trouwen in 1952 in de Amersfoortse kunsthandel gewerkt.
Mijn man, Peter van de Pol, werkte op het KNMI. We woonden destijds in Zeist. In 1953 kwamen we in een bouwfondswoning aan het Stratusplein in De Bilt te wonen. Dat waren de eerste nieuwbouwkoopwoningen in De Bilt. Het kostte 43 gulden hypotheekrente per maand op annuïteitbasis (Een goedbetaalde arbeider verdiende in 1954 nog geen 300 gulden per maand, redactie).
Voor een bouwfondswoning kwam je alleen maar in aanmerking wanneer je in vaste dienst bij de overheid werkte. De Bilt was nog niet zo volgebouwd. Aan de Waterweg, Groenekanseweg en Blauwkapelseweg stonden huizen. De Steenen Camer en de Brandenburgerweg waren er ook al, maar verder was het nog allemaal weiland. Ik heb alle nieuwbouw zien ontstaan.
De boerderij waarin nu het hospice Demeter is gevestigd, was de boerderij van Van Brenk. De Brandenburgerweg vormde een soort lintverbinding tussen De Bilt en Bilthoven.
In 1965 werd ons huis te klein. We hadden vijf kinderen en zijn naar de Alfred Nobellaan verhuisd. Een eerste rij huizen in het nog maagdelijke weiland van Van Brenk. Daar werd onze zesde dochter geboren. Later is de hele wijk Weltevreden er gebouwd, genoemd naar de boerderij.
Toen Peter 60 jaar oud werd, ging hij met pensioen en wilden we uit De Bilt weg omdat het dorp ons niet zoveel deed. Na een jaar tevergeefs elders te zoeken besloten we om toch te blijven.
Pas daarna ben ik actief in de geschiedenis van ons dorp gedoken. Ik heb me door Tjitse Langerveld, die een collega van mijn man bij het KNMI was, bij laten praten en ben naar lezingen en dia voorstellingen over de geschiedenis van De Bilt gegaan.
Jan van der Heijden, Tjitse Langerveld en Abe Postema hebben, dacht ik, het initiatief genomen tot de oprichting van de Historische Kring D Oude School; ze vroegen mij er bij. Jan der Heijden was de grote inspirator. Zijn overlijden betekende een groot verlies voor de vereniging. Hij verzamelde al sinds zijn jeugd oude foto s van De Bilt.
In het begin was ik penningmeester. Via de gemeente zijn we aan De Oude School gekomen. Ik kreeg kleinkinderen waar ik veel tijd aan besteedde. Hierdoor werden mijn activiteiten voor de Historische Kring wat minder. Ik ben wel lid gebleven.
Mijn man is in december 2008 overleden, hij was bijna 83 jaar oud en nog zeer actief. Bridgede altijd nog en las veel kranten. Hij is begonnen bij het KNMI als waarnemer van het weer en heeft zich later omgeschoold tot programmeur. In 1985 is hij met pensioen gegaan. Hij heeft ook nog 8 jaar voor het CDA in de gemeenteraad gezeten.
Toen de kinderen de deur uit waren, dacht ik de dingen uit ons verleden maar eens te moeten opschrijven. Ze kunnen later belangrijk voor de kinderen zijn om te weten. Ik heb alle boekjes en dia s die ik over de geschiedenis van De Bilt bezit, opgeschreven. Zodat later wanneer ik er niet meer ben niet meteen weggegooid worden.
Mijn kinderen hebben niet zo’n belangstelling voor het verleden. Dat begint meestal wanneer je wat ouder wordt. Laatst zei iemand tegen mij: je leeft altijd op de grens tussen geschiedenis en toekomst en daar ben ik het mee eens.