De Rembrandtlaan is een van de lanen die het eerst in Bilthoven-noord werden aangelegd. Bij raadsbesluit van 28 juli 1911 werd o.a. besloten dat aan de wegen, gelegen in het Park Biltsche Duinen, de volgende namen werden verleend: Rembrandtlaan, Rubenslaan, Van Dijcklaan, Van Ruysdaellaan, Van Ostadelaan en Jan Steenlaan.
Op 24 juli 1919 besloot de raad weer tot naamgeving van de Rembrandtlaan. De laan werd in noordelijke richting doorgetrokken. Dat deel behoorde bij het Park Ridderoord, dat toen in ontwikkeling kwam. Ook in 1968 was er nog een naamgevingbesluit waarin de Rembrandtlaan genoemd werd. De weg werd toen in zuidelijke richting doorgetrokken. Op 29 februari 1968 besloot de raad dat het stuk dat aansloot op de Rogier van der Weydenlaan, ook Rembrandtlaan ging heten.
Rembrandtlaan Bilthoven (1922)
De kaart uit 1922 toont ons de Rembrandtlaan, bezien vanaf de Jan Steenlaan. We kijken in noordelijke richting. Het pand links is heden ten dage niet meer ter plekke te vinden. De villa werd in 1989 afgebroken. De bouwaanvrage voor de villa werd gedaan door Willem Sebastiaan van der Sterre, die op 3 september 1912 een bouwvergunning kreeg.
De locatie werd omschreven als Rembrandtlaan, hoek Jan Steenlaan. Op 6 oktober 1912 werd het bewijs van voltooiing afgegeven. Die villa heeft de naam Hertha gedragen. In het Bilthovensch-Adresboek van 1927 werd Hertha bewoond door mevr. C. en mej. E. van Dulken. Het pand had toen als huisnummer 13. Nadien is er hernummerd.
Bilthoven Tuin van villa Reewijk (1927)
De kaart uit 1927/1928 toont de tuin die bij de villa van Paul Nijgh hoorde die rechts van de Rembrandtlaan gelegen was. Op de achtergrond is villa Hertha te zien. De voormalige reder Paul Nijgh woonde volgens het eerder genoemde adresboek op nummer 30 in villa Reewijck. De tuin behorende bij zijn villa omvatte het hele stuk grond gelegen tussen de Soestdijkseweg Noord, de Jan Steenlaan, de Rembrandtlaan en de Van Ostadelaan.
Bilthoven Rembrandtlaan met Villa Reewijck (1924)
Reewijck werd in 1916 gebouwd in opdracht van de miljonair P. Nijgh. Op 10 augustus 1921 diende P. Nijgh weer een bouwaanvrage in bij de gemeente. Het betrof de bouw van een kabelhuis met fietsenbergplaats. De vergunning werd op 16 augustus 1921 verleend.
Op 31 mei 1926 werd vergunning verleend voor de bouw van een stenen schuur, waarin geen motorrijtuigen of motorrijwielen mochten worden geplaatst. Bovendien diende het gebouwtje door een behoorlijke beplanting zo gemaskeerd te worden dat geen aanstoot gegeven kon worden aan de omgeving. De fraaie tuin wilde men kennelijk niet ontsieren. De in 1916 gebouwde villa was gelegen ter plekke van het huidige nummer 54.
Op 17 november 1949 werd aan de Paul Nijgh Stichting uit Bilthoven vergunning verleend voor de bouw van een woonhuis. De architect van het nieuw te bouwen huis was ir. P.H.N. Briët. Op de bouwtekening van dat huis staat de naam Reewijck al op de voorgevel vermeld. De bouwaanvrage betreffende dat huis is in de gemeentelijke administratie opgeborgen bij Rembrandtlaan 52.
De kaart uit 1957 toont ons het voormalig pand Rembrandtlaan 54, dat toen de naam De Windehof droeg. Het is de villa die voorheen Reewijck heette.
Er werd nog een villa gebouwd op het stuk grond dat oorspronkelijk bij villa Reewijck hoorde. Op 4 juli 1975 kreeg A.J.M. Hessing een bouwvergunning voor een woonhuis dat nummer 52A kreeg. De villa, die op de hier getoonde kaarten te zien is, werd in 1994 afgebroken. Ter plekke werden twee complexen gebouwd die als dependance van de Willem Arntzstichting in gebruik zijn en als adres hebben Rembrandtlaan 54 en 56.
Huize Sursum Corda – Bilthoven (1938)
Aan de Rembrandtlaan is op het huidige nummer 74 een villa gelegen die de naam Sursum Corda draagt. De bouwaanvrage voor dat pand werd gedaan door G. Boot. De vergunning werd op 2 september 1924 verleend. In het al eerder genoemde Bilthovensch-Adresboek van 1927 staat bij Rembrandtlaan 30 L: Gunning J.Hz., dr. J.H., em.-predikant, h. Sursum Corda.
Tegenwoordig heeft dat pand dus als adres Rembrandtlaan 74. De bouwaanvragen dienaangaande zijn bij de gemeentelijke administratie ook bij dat adres opgeborgen. Er heeft dus in het verleden vernummering plaats gevonden.
Op 26 mei 1933 vroeg J.J.A. Balk vergunning aan voor de bouw van een garage bij Sursum Corda. De vergunning werd hem op 3 juli 1933 verleend, echter met de bepaling dat de dakbedekking en de gevelsteen hetzelfde moest zijn als die gebruikt waren bij het woonhuis. Blijkens het adresboek uit 1927 was op het huidige adres Soestdijkseweg Noord 339, een villa genaamd Plantwijck, de gediplomeerde verpleegster mej. P.C. Balk woonachtig.
Het pand droeg toen nummer 171. In die tijd was Plantwijck als rusthuis in gebruik. Ook in de oorlogsjaren was dat het geval. In het boek Bezet en verzet. De Bilt en Bilthoven in oorlogstijd van J.C. Brugman wordt over Plantwijck en Sursum Corda geschreven. In beide panden werden in die tijd onderduikers gehuisvest. Brugman schrijft dat Willem Tuyn op zekere dag in een wasmand, waarin hij verstopt zat, bij Plantwijck werd afgeleverd.
Hij was er qua gezondheid zeer slecht aan toe. In het kleine huisje gelegen tussen Plantwijck en Sursum Corda, dat in 1933 gebouwd werd, werd voor Willem Tuyn een schuilplaats ingericht. De panden liggen op hetzelfde perceel en hadden een gezamenlijke tuin. In Sursum Corda waren in de oorlogsjaren meer dan twintig onderduikers ondergebracht, voor het merendeel joden.
Mevrouw P.C. Balk en haar broer J. Balk hebben zich in de oorlogsjaren zeer intensief met verzetswerk bezig gehouden. Op de tweede verdieping van Plantwijk werd een illegale zender geïnstalleerd, waarmee berichten werden ontvangen en verzonden. Maartje Balk, dochter van J. Balk, verstopte als koerierster briefjes met berichten in een droogstaand waterputje behorend bij Sursum Corda.
Dat putje deed dienst als brievenbus voor Willem Tuyn, die de berichten verzond. De Duitsers hebben ooit een inval gedaan, maar gelukkig wist Willem Tuyn zich te verstoppen en werd niet gevonden. Ook de joodse onderduikers werden bij de zoekactie niet gevonden. Die werden later door vader Balk en zijn zoon Mach uit veiligheidsredenen ondergebracht bij een klooster in de Lage Vuursche, in sanatorium Berg en Bosch en bij Kees Boeke.